Dubbele pech.
Je hebt pech en je hebt dubbele pech.
Maar wat is dat: dubbele pech?
In een rotte appel bijten en daarmee toevallig je tandvlees splijten.
Dát is dubbele pech.
Jeuk hebben en dan een alligator die toevallig je enkels afbijt.
Dát is dubbele pech.
Als de bliksem op je inslaat en je pacemaker gaat in overdrive
of je melk is zuur en alle koeien zijn dood,
of al zeker wanneer je hoest en de wereld vergaat
noemt men dat wel eens dubbele pech.
Of dubbel zo hard teruggeslagen worden
door een bokser die je eigenlijk alleen maar een schouderklopje gaf.
Dat is van alle soorten pech toch wel meest
dubbele pech.
Ook sterven tijdens een marathon aan acute buikloop
is uitermate vervelend, onsterfelijk gênant en ook nog eens extreem
dubbele pech.
Niet uitgenodigd zijn op een feestje
en al helemaal niets hebben om voor die gelegenheid aan te doen.
Ook dat is dubbele pech.
Maar ongewenst zwanger zijn en van de weeromstuit een nobelprijs winnen
dat is geen dubbele pech, dat is noemt men ronduit merkwaardig.
Ook met jou een dag lang brunchen
in winkels vol spullen die geen mens
echt nodig heeft: da’s geen pech.
Dát is van geluk mogen spreken.
Dat ik dromen mag blijven kweken
om nooit meer te breken.